Er was eens een lief, klein meisje genaamd Lotte. Ze had grote, sprankelende ogen die altijd vol nieuwsgierigheid stonden. Haar blonde haren waren als gouden stralen zonlicht en ze had een lach die zelfs de somberste dag kon opvrolijken. Maar er was één ding waar Lotte echt bang voor was: de duisternis. Als de zon onderging en de sterren aan de hemel verschenen, voelde ze een rilling over haar rug lopen.
Lotte woonde in een gezellig huisje met haar mama, papa en haar trouwe hondje, Pippin. Pippin was een kleine, schattige terriër met een grote persoonlijkheid. Hij was altijd aan Lotte’s zijde, vooral als het donker werd. Elke avond voordat ze naar bed ging, kroop Lotte onder haar dekens en fluisterde ze zachtjes tegen Pippin: “Zou je me willen beschermen vannacht?”
Pippin blafte vrolijk en kwispelde met zijn staart, alsof hij zei: “Natuurlijk! Ik ben hier om je te beschermen!” Maar ondanks Pippins moedige blafjes kon Lotte niet helpen maar zich afvragen wat er allemaal onder haar bed zou kunnen zitten.
Op een nacht, toen de maan helder scheen en de sterren fonkelden als diamanten aan de hemel, besloot Lotte dat het tijd was om dapper te zijn. “Ik ga kijken,” zei ze tegen zichzelf terwijl ze haar dekens opzij schoof. Met Pippin dicht achter zich aan sloop ze naar de rand van haar bed.
“Wat zou er toch onder mijn bed kunnen zitten?” vroeg ze zich af. Misschien waren het wel schattige elfjes die hun eigen feestje vierden of misschien zelfs een vriendelijke draak die op zoek was naar vrienden! Ze nam een diepe ademhaling en boog zich voorzichtig voorover om te kijken.
Tot haar grote verbazing zag ze niets dan stof en oude sokken! “Poeh,” zei Lotte opgelucht terwijl ze grinnikte. “Het lijkt wel alsof ik hier meer rommel heb dan monsters!” Maar net op dat moment hoorde ze een zacht geritsel. Haar hart bonsde in haar borstkas als een trommel.
“Wie is daar?” vroeg Lotte met trillende stem. Er kwam geen antwoord, alleen nog meer geritsel. Ze keek naar Pippin, die nu met zijn oren omhoog stond en nieuwsgierig naar het geluid luisterde.
“Kom op, Pippin,” zei Lotte vastberaden. “We gaan samen kijken!” Met Pippin aan haar zijde kroop ze langzaam onder het bed. Wat zou ze daar ontdekken?
Toen Lotte eenmaal helemaal onder het bed lag, gebeurde er iets magisch! Voor haar ogen verscheen er ineens een klein poortje dat glinsterde in alle kleuren van de regenboog. Het leek wel een toegang tot een andere wereld! Verbaasd keek Lotte naar Pippin, die met zijn staart kwispelde alsof hij ook iets bijzonders voelde.
“Zullen we gaan kijken?” vroeg Lotte enthousiast terwijl ze Pippins pootje vasthield. Met één sprongetje kwamen ze door het poortje en belandden in een betoverd bos vol lichtgevende bloemen en zingende vogels.
“Wauw!” riep Lotte uit terwijl ze om zich heen keek. Alles was zo mooi! De lucht rook zoet naar honing en overal om hen heen dartelden kleurrijke vlinders rond.
Maar plotseling hoorde ze weer dat geritsel! Dit keer klonk het dichterbij en veel luider. “Wat is dat?” vroeg Lotte met grote ogen terwijl ze zich achter Pippin verstopte.
Een klein figuurtje kwam tevoorschijn uit de struiken: het was een schattig elfje met glanzende vleugels! Het elfje glimlachte vriendelijk naar hen toe en zei: “Hallo daar! Mijn naam is Flonky! Welkom in ons magische bos!”
Lotte’s angst verdween meteen toen ze Flonky zag. “Hallo Flonky! Wat doe je hier?” vroeg Lotte nieuwsgierig.
“Ik ben hier om te zorgen voor dit bos,” antwoordde Flonky trots. “Maar ik heb hulp nodig! Er is iets vreemds aan de hand… De sterren boven ons beginnen te verdwijnen!”
Lotte voelde meteen dat dit belangrijk was. “Wat kunnen we doen om te helpen?” vroeg ze vastberaden.
Flonky vertelde hen dat er drie verloren sterren waren die teruggevonden moesten worden voordat de zon opkwam; anders zou het bos voorgoed in duisternis gehuld worden! En dus begonnen Lotte, Pippin en Flonky aan hun avontuur door het betoverde bos.
Ze kwamen langs prachtige watervallen waar vissen dansten in het water en bloemen zongen vrolijke liedjes over vriendschap en moed. Onderweg ontmoetten ze ook andere magische wezens: vrolijke kabouters die hen aanwijzingen gaven over waar de sterren zich bevonden.
Bij elke ster die zij vonden – eentje verstopt achter een grote eik, eentje verscholen tussen schitterende rozen – groeide hun vriendschap sterker en sterker. Maar toen kwamen zij bij de laatste ster; deze bleek gevangen te zijn door een boze schaduwcreatuur!
De schaduwcreatuur gromde dreigend: “Jullie zullen deze ster nooit krijgen!” Maar Lotte dacht snel na; zij wist dat liefde sterker was dan angst of boosheid.
“Waarom ben je zo boos?” vroeg zij dapper tegen de schaduwcreatuur. “Misschien heb je gewoon iemand nodig om mee te spelen?”
De schaduwcreatuur stopte even met grommen en keek verrast naar Lotte. Niemand had ooit zo tegen hem gesproken!
“Ik… ik voel me vaak alleen,” mompelde hij zachtjes terwijl hij zijn schaduwachtige handen liet zakken.
Lotte glimlachte warmhartig: “Dat begrijp ik heel goed! Wil je niet samen met ons spelen? We hebben al zoveel plezier gehad!”
Langzaam maar zeker begon de schaduwcreatuur te stralen van blijdschap toen hij besefte dat hij niet meer alleen hoefde te zijn. Hij gaf hen de laatste ster terug in ruil voor vriendschap!
Met alle drie sterren weer veilig teruggebracht naar hun plaats aan de hemel begon alles rondom hen weer te stralen van licht en kleur; zelfs de schaduwcreatuur veranderde in iets moois – hij werd nu ook deel van hun nieuwe vriendenkring!
Lotte voelde zich gelukkig maar wist ook dat het tijd was om terug te keren naar huis voordat mama zich zorgen ging maken.
Flonky gaf haar nog één laatste knuffel voordat zij door het poortje terugkroop; ook Pippin kwispelde blij omdat hij zoveel nieuwe vrienden had gemaakt!
Eenmaal weer veilig onder haar dekens vertelde Lotte alles aan mama over haar avonturen in het betoverde bos terwijl Pippin naast haar lag te snurken als nooit tevoren.
Die nacht sliep Lotte beter dan ooit tevoren; niet alleen omdat zij nu wist dat er niets engs onder haar bed zat – maar omdat zij had geleerd dat zelfs uit angst mooie dingen konden ontstaan wanneer je dapper genoeg bent om je hart open te stellen voor anderen.
En zo eindigen mijn lieve kleinkinderen altijd mijn verhalen: onthoud goed dat liefde altijd sterker is dan angst – net zoals onze band samen!