Kinderverhaaltje: Timo en de Tijdmachine (door een chagrijnige oude man)



Terug naar het overzicht met kinderverhaaltjes

**Timo en de Tijdmachine**

Aan het einde van de straat, waar de asfaltplaten kromgetrokken waren door de wortels van een oude kastanjeboom, stond een verwaarloosd huis. Het was geen bijzonder huis; het had geen mooie gevel of kleurrijke bloemen in de tuin. De verf bladderde van de muren en het dak lekte als een oude man die zijn geheimen niet meer kon verbergen. Maar voor Timo was dit huis allesbehalve gewoon. Timo was een jongen van twaalf, met een achtergrond die hem vaak deed opvallen in zijn buurt. Zijn ouders waren naar Nederland gekomen om te ontsnappen aan de chaos in hun thuisland, en hoewel ze hun best deden om zich aan te passen, voelde Timo zich vaak als een vreemde eend in de bijt.

Op een dag, terwijl hij met zijn skateboard over het scheve trottoir reed, viel zijn oog op het huis aan het einde van de straat. De deur stond op een kier, en nieuwsgierigheid dreef hem naar binnen. Wat kon er nu nog interessants te vinden zijn in zo’n vervallen plek? Hij stapte over de drempel en werd begroet door een muffe geur die hem deed denken aan vergeten herinneringen.

De kamer was donker en vol stof. In het midden stond iets wat leek op een grote metalen kist met knoppen en schakelaars. Timo kon zijn ogen niet geloven. Was dit wat hij dacht dat het was? Een tijdmachine? Hij had erover gelezen in boeken en gezien in films, maar nooit gedacht dat hij er ooit één zou tegenkomen.

“Wat doe jij hier?” klonk er plotseling achter hem. Timo draaide zich om en zag Matthijs staan, zijn buurjongen die altijd al nieuwsgierig was geweest naar alles wat Timo deed.

“Dit is mijn ontdekking,” zei Timo zelfverzekerd, terwijl hij naar de tijdmachine wees.

“Een tijdmachine? Echt waar?” Matthijs keek sceptisch maar ook gefascineerd.

“Ja! Kijk eens naar al die knoppen,” zei Timo terwijl hij voorzichtig over het oppervlak van de kist streek. “Ik ga terug in de tijd.”

Matthijs schudde zijn hoofd. “Dat kan niet! Tijdmachines bestaan niet.”

“Nou ja,” zei Timo met een uitdagende blik, “wat als ze dat wel doen? Wat als we gewoon proberen?”

Matthijs zuchtte maar kon niet weerstaan aan de aantrekkingskracht van avontuur. “Oké dan, maar ik ben niet verantwoordelijk als we vast komen te zitten of zo.”

Timo grijnsde en begon op verschillende knoppen te drukken zonder echt na te denken over wat hij deed. Plotseling begon de machine te trillen en lichtjes flitsten om hen heen.

“Wat heb je gedaan?” gilde Matthijs terwijl hij zich vastklampte aan een handvat dat uit de machine stak.

“Ik weet het niet!” riep Timo terug terwijl hij probeerde kalm te blijven ondanks het groeiende gevoel van paniek.

En toen gebeurde het: met een luide knal werden ze omhuld door fel licht en verdwenen ze uit hun wereld.

Toen ze weer bij zinnen kwamen, stonden ze midden op een drukke markt vol mensen in vreemde kleren. De lucht rook naar specerijen en versgebakken brood. “Waar zijn we?” vroeg Matthijs verwilderd.

Timo keek om zich heen en zag borden met onbekende teksten erop staan. “Ik denk… dat we terug in de tijd zijn gegaan,” zei hij langzaam.

Ze liepen verder over de markt totdat ze bij een kraampje kwamen waar iemand hen vriendelijk begroette in een taal die ze niet begrepen. Het was duidelijk dat ze ergens waren waar niemand hen kende – misschien wel honderden jaren geleden.

“Dit is geweldig!” riep Matthijs enthousiast terwijl hij rondkeek naar alle kleuren en geluiden om hen heen.

Timo voelde echter iets anders – iets dat hem ongemakkelijk maakte. De mensen hier leken blijer dan degenen uit hun eigen tijd; ze lachten meer, spraken met elkaar alsof elke ontmoeting belangrijk was. Maar tegelijkertijd voelde hij ook hoe anders alles was: geen smartphones, geen internet; alleen maar mensen die elkaar aankeken zonder afleiding.

Na uren rondzwerven besloten ze terug te gaan naar hun tijdmachine – als die nog steeds daar stond tenminste. Ze vonden hun weg terug naar dezelfde plek waar ze waren aangekomen, maar toen ze daar arriveerden bleek er niets meer te zijn dan lege grond waar ooit hun tijdmachine had gestaan.

“Wat nu?” vroeg Matthijs wanhopig terwijl hij rondkeek alsof hij iets kon vinden dat hen zou helpen terugkeren.

“Ik weet het niet,” antwoordde Timo somber terwijl hij zich realiseerde dat hun avontuur misschien wel eindeloos zou kunnen duren zonder enige manier om terug te keren naar huis.

Ze besloten samen verder te gaan door deze nieuwe wereld zonder enige hoop op terugkeer – twee jongens die samen door onbekende tijden zwierven zonder enige richting of doel voor ogen.

De dagen werden weken; weken werden maanden terwijl ze probeerden zich aan te passen aan deze vreemde realiteit waarin alles nieuw voor hen was maar tegelijkertijd ook zo oud voelde. Ze leerden nieuwe dingen: hoe je brood bakt zonder oven; hoe je jezelf verdedigt tegen onvriendelijke vreemden; hoe je vrienden maakt zonder woorden – alleen met blikken en gebaren.

En hoewel er geen magie of geheimen waren in deze wereld vol uitdagingen, ontdekten Timo en Matthijs uiteindelijk iets wat veel waardevoller leek dan elke tijdmachine ooit zou kunnen bieden: vriendschap die sterker werd naarmate zij samen meer meemaakten dan zij ooit voor mogelijk hadden gehouden – zelfs als zij nooit meer zouden terugkeren naar hun eigen tijd of plaats.


Terug naar het overzicht met kinderverhaaltjes