Onder de oude bruggen van het vergeten stadje Drakenburg, waar de stenen vochtig waren van de nevel die elke ochtend opsteeg uit de rivier, begon ons verhaal. De bruggen waren niet zomaar bruggen; ze waren de poorten naar een wereld vol verhalen, waar de echo’s van het verleden nog steeds weerklonken. Hier, tussen de schaduwen en het gefluister van het water, woonde Kasper.
Kasper was een jongen met een ontembare energie. Zijn gedachten sprongen als vlinders van bloem naar bloem, en zijn handen leken altijd iets te willen doen. Hij had ADHD, wat betekende dat hij vaak in zijn eigen wereld leefde, maar dat maakte hem niet minder bijzonder. Sterker nog, zijn onvoorspelbaarheid maakte hem tot een vriend die je nooit zou vergeten.
Op een dag besloot Kasper dat hij iets nieuws wilde ontdekken. Hij had gehoord over een plek onder de grootste brug van Drakenburg waar niemand ooit durfde te komen. Het was er donker en vochtig, maar dat trok hem juist aan. Met zijn beste vriendin Jodie aan zijn zijde – een meisje met een levendige verbeelding en altijd klaar voor avontuur – begaven ze zich naar die mysterieuze plek.
“Wat als we daar iets bijzonders vinden?” vroeg Jodie terwijl ze haar lange haren achter haar oren stopte.
“Of wat als we gewoon nat worden?” lachte Kasper terwijl hij over de rand van de brug keek. De rivier stroomde snel en krachtig onder hen door.
Ze daalden af via een steile helling vol modderige stenen en takken die hun weg versperden. Toen ze eindelijk onder de brug stonden, werden ze begroet door het geluid van druppelend water en het geritsel van bladeren in de wind.
“Dit is het!” riep Kasper enthousiast. “Hier gaan we iets vinden!”
En inderdaad, na enkele minuten zoeken stuitten ze op iets ongewoons: een grote grot die zich achter enkele rotsen verschool. De ingang was bedekt met klimop en leek al jaren niet meer betreden te zijn.
“Zou er iemand wonen?” vroeg Jodie met een mengeling van nieuwsgierigheid en angst.
“Laten we kijken!” zei Kasper zonder aarzelen. Hij duwde voorzichtig de takken opzij en stapte naar binnen.
De grot was donkerder dan ze hadden verwacht, maar naarmate hun ogen zich aanpasten aan het gebrek aan licht, zagen ze iets wat hun harten sneller deed kloppen: in het midden lag een enorme draak! Zijn schubben glinsterden als smaragden in het schaarse licht dat naar binnen viel.
De draak opende één oog en keek hen indolent aan. “Wat hebben we hier? Twee nieuwsgierige kinderen?” Zijn stem klonk als donder in de verte.
Kasper voelde geen angst; in plaats daarvan voelde hij zich aangetrokken tot deze majestueuze schepping. “Ik ben Kasper,” zei hij zonder na te denken. “En dit is Jodie.”
Jodie stond stilletjes naast hem, haar ogen wijd open van verbazing.
“Ik ben Drako,” zei de draak met een zucht die als rook uit zijn neusgaten kwam. “Wat willen jullie hier?”
Kasper sprong naar voren alsof hij nooit had getwijfeld over wat hij moest zeggen: “We wilden avontuur! En jij bent… nou ja… je bent een draak!”
Drako grinnikte zachtjes, wat klonk als rimpelingen op water. “Avontuur? Wat weten jullie daarvan?”
Jodie vond eindelijk haar stem terug: “We hebben veel avonturen beleefd! We hebben bomen geklommen tot aan de wolken en zelfs geprobeerd om vissen te vangen met onze handen!”
De draak leunde nieuwsgierig dichterbij. “Dat klinkt interessant,” zei hij met enige waardering in zijn stem.
Kasper voelde dat dit hun kans was om meer te leren over deze mysterieuze draak. “Kun je ons vertellen over jouw avonturen? Heb je ooit mensen ontmoet?”
Drako zuchtte weer diep; dit keer leek er verdriet in zijn ogen te glinsteren. “Mensen… Ja, ik heb mensen ontmoet.” Hij vertelde hen over hoe hij ooit vrienden had gemaakt met kinderen die hem kwamen bezoeken toen hij nog jonger was geweest dan nu – hoe zij samen speelden onder de sterrenhemel totdat angst hen uit elkaar dreef.
Kasper luisterde aandachtig terwijl Jodie afwisselend naar Drako keek en dan naar Kasper om te zien hoe hij reageerde op deze verhalen vol verlangen naar vriendschap.
“Waarom kom je niet meer buiten?” vroeg Jodie voorzichtig.
“Angst,” antwoordde Drako simpelweg. “Mensen hebben me altijd gezien als gevaarlijk.”
Kasper schudde zijn hoofd vastberaden: “Maar wij zien jou niet zo! Jij bent gewoon… jij! En wij willen vrienden zijn.”
Drako keek hen beide aan met verbazing in zijn ogen; niemand had ooit zo tegen hem gesproken zonder angst of vooroordeel.
“Vriendschap is moeilijk voor mij,” gaf Drako toe terwijl hij langzaam rechtop ging zitten, waardoor er kleine stenen uit elkaar vielen rond zijn enorme lichaam.
“Maar wij kunnen jou helpen!” zei Kasper enthousiast terwijl hij rondjes begon te lopen zoals alleen hij dat kon doen wanneer ideeën door zijn hoofd spookten. “We kunnen samen spelen! We kunnen jou laten zien dat mensen ook goed kunnen zijn!”
Jodie knikte instemmend: “Ja! We kunnen samen dingen doen die leuk zijn!”
Drako dacht even na voordat hij antwoord gaf: “Als jullie echt willen proberen om vrienden te worden… dan ben ik bereid om het te proberen.”
En zo begon hun vriendschap onder de oude bruggen van Drakenburg – drie zielen verbonden door avontuur en onschuldige dromen. Ze speelden samen dagenlang; Kasper leerde Drako spelletjes zoals verstoppertje (wat hilarisch was gezien Drako’s grootte) terwijl Jodie verhalen vertelde over helden en wonderen uit boeken die ze had gelezen.
Langzaam maar zeker groeide er tussen hen een band die sterker was dan welke angst of vooroordeel dan ook – twee kinderen vol leven en energie naast een draak vol wijsheid en verdrietig verleden.
Het leven onder de bruggen werd nooit meer hetzelfde; elke dag bracht nieuwe ontdekkingen – niet alleen over elkaar maar ook over zichzelf – zonder geheimen of magie om hen heen; alleen pure vriendschap die bloeide tussen schaduwrijke rotsen en glinsterende schubben.
En zo leefden zij verder onder de oude bruggen van Drakenburg – geen geheimen om verborgen te houden of mysteries om op te lossen; enkel drie vrienden die samen hun eigen verhaal schreven in het zand der tijd.