Het kampvuur knetterde als een oude man die zijn verhalen vertelde, terwijl de sterren aan de hemel flonkerden als diamanten op een zwart fluwelen doek. De geur van brandend hout vermengde zich met de frisse lucht van de avond, en het licht danste op de gezichten van de kinderen die rondom het vuur zaten. Wout, met zijn wilde krullen en nieuwsgierige ogen, leunde naar voren, zijn handen verwarmend aan de vlammen. Naast hem zat Emma, met haar lange vlechten en een glimlach die zelfs het donker kon verlichten.
"Vertel ons weer over de fabeldieren, Wout!" riep Emma enthousiast. De anderen knikten instemmend; ze waren allemaal geboeid door zijn verhalen. Wout had een talent voor vertellen dat hen altijd in vervoering bracht.
"Goed dan," zei hij met een grijns. "Maar dit keer vertel ik niet over de gebruikelijke fabeldieren. Nee, ik neem jullie mee naar een plek die niemand hier ooit heeft gezien."
De kinderen leunden dichterbij, hun ogen glinsterend van verwachting.
"Stel je voor," begon Wout terwijl hij met zijn handen gebaarde alsof hij een wereld schilderde in de lucht boven hen, "een eiland dat niet op kaarten staat. Een eiland dat alleen verschijnt wanneer de maan vol is en het licht van sterren helder genoeg is om geheimen te onthullen."
Emma's ogen werden groot. "En wat voor dieren leven daar?"
"Ah," zei Wout geheimzinnig, "dat is het mooiste deel! Op dit eiland wonen fabeldieren die je nergens anders kunt vinden. Zoals de Lumivolant, een vogel zo groot als een huis die kan vliegen zonder ooit zijn vleugels te bewegen. Hij laat licht achter in zijn kielzog, waardoor nachten verlicht worden door kleuren die je nooit eerder hebt gezien."
De kinderen keken elkaar aan met verwondering. Zelfs Amir, die altijd zo nuchter was en vaak met zijn handen in zijn zakken stond te luisteren, kon niet anders dan zich laten meeslepen door Wouts woorden.
"En dan heb je nog de Glimwormkat," vervolgde Wout terwijl hij zich rechtop zette en zijn stem verhief. "Een kat met vacht zo zwart als nacht en ogen die stralen als sterren. Hij kan zich verstoppen in schaduwen en verschijnt alleen als je echt in hem gelooft."
Amir lachte zachtjes. "Dat klinkt ongelooflijk! Maar hoe weet je dat deze dieren echt bestaan?"
Wout haalde diep adem en leunde naar voren alsof hij hen iets heel belangrijks ging vertellen. "Ik heb ze gezien," fluisterde hij bijna onhoorbaar.
De kinderen hieven hun hoofd op in verbazing.
"Ja," ging Wout verder, "ik was op zoek naar mijn eigen avontuur toen ik het eiland ontdekte. Het was tijdens een volle maan... De lucht was helder en vol sterren." Hij pauzeerde even om hen te laten voelen wat hij voelde.
"Ik stapte in mijn kleine bootje en voer over het spiegelgladde water totdat ik plotseling omringd werd door mist." Zijn stem werd zachter terwijl hij verder vertelde: "Toen ik mijn ogen wreef om beter te kunnen zien, zag ik het eiland verschijnen uit de nevelen – vol kleuren en geluiden die ik nooit eerder had gehoord."
Emma's adem stokte even bij het idee van zo'n magische plek.
"Wat gebeurde er toen?" vroeg ze nieuwsgierig.
"Well... Ik ontmoette daar verschillende fabeldieren," zei Wout terwijl hij terugdacht aan zijn avontuur. "De Lumivolant leidde me naar een verborgen vallei waar bloemen bloeiden in alle kleuren van de regenboog – elke bloem had haar eigen melodie."
Amir kon niet wachten om meer te horen: "En wat deden ze? Wat wilden ze?"
Wout glimlachte breed: "Ze waren vriendelijk! Ze vroegen me of ik hun verhalen wilde horen – verhalen over hun leven op het eiland en hoe ze waren ontstaan uit dromen van mensen zoals wij."
De kinderen zaten stilletjes te luisteren terwijl Wout hen meenam naar deze wonderlijke wereld vol magie en mysterie.
"Er was ook een oude wijze schildpad genaamd Turtelion," vervolgde hij. "Hij vertelde me dat elk fabeldier verbonden is met iemand op deze wereld – iemand die in hen gelooft."
Emma dacht na over wat dat betekende: “Dus als we geloven… kunnen we misschien ook naar dat eiland gaan?”
“Precies!” zei Wout enthousiast. “Als je maar sterk genoeg gelooft.”
Amir keek naar het vuur dat langzaam doofde: “Wat moeten we doen om daarheen te gaan?”
“Je moet gewoon jezelf zijn,” antwoordde Wout terwijl hij naar de sterren wees. “En openstaan voor alles wat er kan gebeuren.”
De nacht vorderde en het vuur knetterde nog steeds zachtjes terwijl ze samen droomden over avonturen op dat mysterieuze eiland vol fabeldieren – waar alles mogelijk leek zolang je maar durfde te geloven.
Terwijl ze daar zaten bij het kampvuur, voelden ze zich verbonden door hun dromen en verhalen; elk kind droeg iets unieks bij aan hun gezamenlijke fantasie – net zoals elk fabeldier uniek was in zijn eigen recht.
Het kampvuur doofde langzaam uit terwijl ze samen lachten en praatten over hun eigen avonturen – echte of verzonnen – maar allemaal even waardevol voor hen als vrienden onder de sterrenhemel.
En zo bleef hun wonderlijke wereld van fabeldieren leven in hun harten; niet omdat er moraal achter zat of omdat er iets moest worden geleerd, maar gewoon omdat dromen soms sterker kunnen zijn dan werkelijkheid zelf – vooral wanneer je samen bent bij een kampvuur onder een zee van sterren.