Er was eens een jongen genaamd Tim. Tim was twaalf jaar oud en woonde in een klein dorpje. Hij had een grote liefde voor avontuur en verhalen. Elke zaterdag ging hij naar zijn opa Jan. Opa Jan woonde in een oud huis aan de rand van het dorp. Het huis was vol met boeken, oude spullen en geheimen.
Op een zonnige zaterdag besloot Tim weer naar opa Jan te gaan. Toen hij aankwam, zag hij dat de deur openstond. "Opa!" riep Tim terwijl hij naar binnen liep. Opa Jan zat in zijn grote stoel met een boek op schoot.
"Hallo, Tim!" zei opa met een glimlach. "Kom binnen! Ik heb iets bijzonders voor je."
Tim sprong opgewonden naar voren. "Wat is het, opa?" vroeg hij nieuwsgierig.
Opa Jan stond op en leidde Tim naar de kelder. De kelder was donker en vol met oude spullen. Maar in het midden van de ruimte stond iets dat glinsterde in het licht van de lamp: een grote, ronde machine met knoppen en lichten.
"Dit is mijn tijdmachine," zei opa trots.
"Een tijdmachine?" vroeg Tim met grote ogen. "Werkt die echt?"
Opa Jan knikte. "Ja, maar je moet voorzichtig zijn. Je kunt naar het verleden of de toekomst reizen."
Tim kon zijn oren niet geloven. "Mag ik het proberen?" vroeg hij enthousiast.
Opa Jan lachte en zei: "Ja, maar alleen als je goed luistert naar wat ik zeg."
Tim knikte snel en stapte dichterbij de tijdmachine. Opa legde uit hoe alles werkte: "Je draait deze knop om te kiezen waar je naartoe wilt gaan." Hij wees naar een grote knop met cijfers erop.
"En deze knop," vervolgde opa, "is om te starten."
Tim voelde zich als een echte avonturier. Hij keek naar de knoppen en besloot om naar het jaar 1800 te gaan, omdat hij altijd had willen weten hoe mensen toen leefden.
Met trillende handen draaide hij de knop naar 1800 en drukte op de startknop. De machine begon te trillen en er kwam rook uit de zijkanten. Tim voelde zich duizelig worden en voor hij het wist, was alles om hem heen zwart.
Toen het zwart verdween, stond Tim in een prachtig veld vol bloemen onder een blauwe lucht. Hij keek om zich heen en zag dat er geen huizen waren zoals in zijn dorp. In plaats daarvan zag hij mensen in oude kleren die aan het werk waren op het land.
"Wow!" fluisterde Tim tegen zichzelf.
Hij liep verder het veld in en ontmoette een meisje dat bezig was met bloemen plukken. Ze had lange vlechten en droeg een eenvoudige jurk.
"Hoi! Wie ben jij?" vroeg ze nieuwsgierig.
"Ik ben Tim," antwoordde hij verlegen. "Ik kom uit… eh… ver weg."
Het meisje lachte vriendelijk. "Ik ben Anna! Welkom in ons dorp!"
Tim voelde zich meteen op zijn gemak bij Anna. Ze vertelde hem over haar leven in 1800: hoe ze elke dag moest helpen op de boerderij, hoe ze geen elektriciteit hadden en hoe ze 's avonds verhalen vertelden bij kaarslicht.
Tim vond het fascinerend om te horen over haar leven, maar na een tijdje begon hij ook te missen wat hij thuis had: zijn vrienden, zijn spelletjes en vooral zijn opa Jan.
"Anna," zei Tim uiteindelijk, "ik moet terug naar mijn tijd."
Anna keek teleurgesteld maar begreep hem wel. "Dat is goed," zei ze zachtjes. "Maar ik zal je missen."
Tim gaf haar een knuffel als afscheid en draaide zich om om terug te lopen naar de plek waar hij was aangekomen.
Toen hij bij de tijdmachine kwam, voelde hij weer diezelfde duizeligheid toen alles zwart werd voor zijn ogen.
Plotseling stond hij weer in de kelder van opa Jan's huis! Zijn hart klopte snel van opwinding én van verdriet omdat hij Anna moest achterlaten.
"Opa!" riep Tim blij terwijl hij naar boven rende.
"O ja! Hoe was het?" vroeg opa nieuwsgierig toen Tim weer boven kwam.
"Het was geweldig!" zei Tim enthousiast terwijl hij alles vertelde over Anna en haar leven in 1800.
Opa Jan luisterde aandachtig maar merkte ook dat er iets mis was met Tims gezichtje; er zat ook verdriet achter zijn ogen.
"Wat is er aan de hand, jongen?" vroeg opa bezorgd.
"I-ik mis Anna," stotterde Tim eerlijk. “Ze is zo aardig.”
Opa Jan knikte begrijpend. “Soms moeten we mensen achterlaten die we leuk vinden,” zei hij zachtjes, “maar je kunt altijd aan hen denken.”
Tim dacht na over wat opa zei en voelde zich al iets beter worden bij die gedachte.
“Zou ik nog eens kunnen gaan?” vroeg Tim hoopvol.
“Ja,” antwoordde opa met een glimlach, “maar alleen als je goed voorbereid bent.”
Ze spraken af dat ze samen zouden werken aan plannen voor Tims volgende reis door de tijd – misschien zelfs nog verder terug of verder vooruit!
De weken gingen voorbij waarin ze samen werkten aan ideeën voor nieuwe avonturen met de tijdmachine van opa Jan.
Op een dag besloot Tim dat hij meer wilde leren over andere tijden: misschien wel over dinosaurussen of over hoe mensen leefden tijdens oorlogen of ontdekkingen!
Met elke reis leerde Tim niet alleen meer over geschiedenis maar ook veel over vriendschap, verlies én hoop.
En zo werd ‘De Tijdmachine van Opa Jan’ niet alleen maar een machine; het werd ook hun band die sterker werd door alle avonturen die ze samen beleefden.
En wie weet? Misschien zou Anna ooit weer terugkomen in Tims leven...