Ruben was een jongen met een grote fantasie. Hij woonde in een drukke stad, waar de huizen dicht op elkaar stonden en de wegen vol waren met auto’s. Maar Ruben hield van dromen. Hij keek vaak naar de lucht en stelde zich voor dat hij een astronaut was, die door het heelal zweefde tussen sterren en planeten.
Op een zonnige zaterdag besloot Ruben om naar buiten te gaan. Hij liep naar het gras naast de weg, waar het groen zo fel was dat het bijna leek te glanzen in de zon. Terwijl hij daar zat, zag hij iets bijzonders. Aan de rand van het gras stond een boom. Het was geen gewone boom; zijn takken waren vol met bladeren die leken te dansen in de wind.
Ruben voelde een kriebel in zijn buik. "Wat als dit een ingang is naar een sprookjesbos?" dacht hij bij zichzelf. Hij stond op en liep naar de boom toe. De schors voelde ruw aan onder zijn handen, maar Ruben vond het fijn om te voelen dat er iets echt was.
Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat er een klein pad achter de boom begon. Het pad was smal en bedekt met zachte groene mosjes. Ruben keek om zich heen. Niemand zag hem. Dit was zijn kans! Met grote stappen begon hij het pad te volgen.
Het pad leidde hem verder weg van de drukte van de stad. De geluiden van auto’s vervaagden en maakten plaats voor het gezang van vogels en het geritsel van bladeren. Ruben voelde zich vrijer dan ooit tevoren.
Na een tijdje lopen kwam hij bij een open plek in het bos. Het gras hier was nog groener dan bij de weg, en er stonden bloemen in alle kleuren van de regenboog. Ruben kon zijn ogen niet geloven! Dit leek wel een sprookje.
Terwijl hij rondkeek, zag hij iets bewegen tussen de bloemen. Het was Isabelle, een meisje met lange haren die ook graag droomde over avonturen. Ze zat op haar knieën en plukte voorzichtig bloemen.
"Hallo!" zei Ruben vrolijk.
Isabelle keek op en glimlachte. "Hallo! Wat doe jij hier?"
"Ik volgde dit pad," antwoordde Ruben terwijl hij wees naar het smalle pad achter hem.
"Ik ook!" zei Isabelle enthousiast. "Ik dacht dat ik alleen was."
Ze keken samen om zich heen, verwonderd over al het moois om hen heen. De lucht rook zoet door de geur van bloemen, en ze hoorden zelfs het zachte gekabbel van water verderop.
"Zullen we samen verder gaan?" vroeg Isabelle.
Ruben knikte blij en samen liepen ze verder over het gras, langs kleurrijke bloemen en hoge bomen die hun takken als armen omhoogstaken naar de lucht.
Na een tijdje kwamen ze bij een klein beekje dat door het bos stroomde. Het water glinsterde in de zon als duizenden kleine sterretjes die dansten op het oppervlak.
"Wat als we onze voeten erin steken?" stelde Isabelle voor met twinkeling in haar ogen.
Ruben vond dat een geweldig idee! Ze gingen zitten op de rand van het beekje en staken hun voeten voorzichtig in het koele water. Het voelde heerlijk aan!
Terwijl ze daar zaten, vertelde Isabelle verhalen over haar dromen om astronaut te worden zoals Ruben had verteld over zijn eigen dromen om door de ruimte te reizen.
"Stel je voor," zei Isabelle terwijl ze naar boven wees, "dat we straks samen naar de maan kunnen vliegen!"
Ruben lachte hardop bij die gedachte. "Ja! En dan kunnen we sterren vangen!"
Ze bleven nog even zitten bij het beekje, genietend van elkaars gezelschap en hun fantasieën over verre werelden en avonturen in de ruimte.
Na enige tijd besloten ze weer verder te gaan verkennen. Ze volgden het beekje stroomafwaarts tot ze bij een grote rots kwamen die eruitzag als een stoel gemaakt voor reuzen.
"Zullen we hier even uitrusten?" vroeg Isabelle terwijl ze op de rots klom.
Ruben volgde haar voorbeeld en samen zaten ze op hun reuzenstoel terwijl ze keken naar alles wat hen omringde: vogels die floten, vlinders die fladderden, en zelfs enkele eekhoorns die speelden tussen de takken boven hen.
De zon begon langzaam onder te gaan, waardoor alles rondom hen goudkleurig werd. Ruben voelde zich gelukkig; dit avontuur was beter dan hij ooit had durven dromen!
Maar toen begon Isabelle te fronsen toen ze haar horloge zag: "Oh nee! Ik moet snel terug voordat mijn ouders zich zorgen maken!"
Ruben knikte begrijpend; ook hij wist dat hij niet te lang weg kon blijven zonder dat iemand zich zorgen maakte.
"We moeten teruggaan," zei hij zachtjes maar vastberaden.
Ze stonden op van hun reuzenstoel en liepen terug langs hetzelfde pad dat hen hierheen had geleid. Onderweg spraken ze nog over hun favoriete momenten: hoe leuk ze hadden gespeeld bij het beekje of hoe mooi alles eruitzag toen de zon onderging.
Toen ze eindelijk weer bij de boom kwamen waar hun avontuur begon, voelden ze allebei dat dit niet zomaar een dag was geweest; dit was iets speciaals geweest dat altijd zou blijven hangen in hun herinneringen zoals sterren aan de nachtelijke hemel.
"Tot ziens!" zei Isabelle terwijl ze terugliep richting haar huis aan de andere kant van de stad.
"Tot ziens!" riep Ruben terug terwijl hij ook zijn weg vervolgde naar huis met zijn hoofd vol dromen over ruimtevaart en sprookjesbossen.
Die avond lag Ruben in bed met zijn ogen dichtgedaan maar zijn gedachten nog steeds bezig met alles wat er gebeurd was die dag: bloemen plukken, spelen bij het beekje, lachen met Isabelle…
En zo viel hij langzaam in slaap onder zijn sterrenhemel aan plafond; dromend over nieuwe avonturen die nog zouden komen…