Ik ben een vleermuis. Mijn naam is Vince. Ik woon in een grote stad, dicht bij een mooi meer. Het meer is groot en blauw. Het ligt tussen hoge gebouwen en drukke straten. Soms zie ik kinderen spelen aan de oever van het meer. Ze lachen en rennen rond. Ik kijk naar ze vanuit mijn schuilplaats in de schaduw van een boom.
Op een dag zag ik een jongen. Zijn naam was Joris. Hij had een grote glimlach op zijn gezicht. Hij speelde met een bal en gooide deze naar zijn vriendin, Kato. Kato ving de bal met haar handen en lachte hard. Haar lach klonk als muziek voor mijn vleermuisoren.
Ik voelde iets in mijn hartje. Het was een gevoel dat ik nog nooit eerder had gevoeld. Ik wilde ook spelen, maar ik was bang om naar beneden te vliegen. Wat als ze mij zagen? Wat als ze bang waren voor mij? Ik besloot te blijven zitten waar ik zat.
De dagen gingen voorbij en elke dag zag ik Joris en Kato spelen aan het meer. Ze maakten zandkastelen, vingen vissen met hun handen en renden achter elkaar aan. Soms zaten ze gewoon op het gras, keken naar de lucht en vertelden elkaar verhalen.
Op een zonnige middag besloot ik dat ik iets moest doen. Mijn hartje klopte snel, maar ik wilde niet langer alleen zijn in de schaduw van de boom. Ik wilde vrienden maken zoals Joris en Kato.
Ik nam een diepe ademhaling en vloog langzaam naar beneden, richting het gras bij het meer. Mijn vleugels fladderden zachtjes terwijl ik dichterbij kwam. Joris zag me eerst en stopte met spelen.
“Wat is dat?” vroeg hij met grote ogen.
Kato keek ook op en haar ogen werden groot van verrassing.
“Het is een vleermuis!” zei Joris enthousiast.
Ik voelde mijn hart sneller kloppen van angst, maar ook van hoop. “Hallo,” zei ik met een zachte stem.
Joris lachte nu breeduit, “Hallo! Wat doe je hier?”
“Ik kijk naar jullie spelen,” antwoordde ik verlegen.
Kato kwam dichterbij en zei: “Wil je met ons spelen?”
Mijn hart sprong op van blijdschap! “Ja, dat wil ik heel graag!” riep ik uit.
Joris gooide de bal naar mij toe, maar het was moeilijk om hem te vangen met mijn vleugels. De bal rolde over het gras en Kato rende erachteraan om hem te pakken.
“Probeer het nog eens!” moedigde Joris me aan.
Ik vloog omhoog in de lucht om beter te kunnen kijken waar de bal heen ging. Het voelde goed om te vliegen, zelfs al was het spannend om zo dichtbij mensen te zijn.
Na een tijdje leerde ik hoe ik beter kon spelen met hen. We maakten samen zandkastelen bij het meer en verzonnen verhalen over piraten die op zoek waren naar schatten onder water.
De zon begon onder te gaan toen we moe waren van al het spelen. Joris keek naar me en zei: “Vince, je bent echt dapper!”
“Dapper?” vroeg ik verbaasd.
“Ja! Je bent gekomen om met ons te spelen,” zei Kato terwijl ze knikte.
Ik voelde me trots op mezelf. Misschien was mijn hart wel dapperer dan ik dacht!
Vanaf die dag speelde ik elke middag met Joris en Kato aan de oever van het meer. We werden goede vrienden, ondanks dat ik een vleermuis ben en zij mensen zijn.
We maakten veel plezier samen: we vingen vissen (ik hielp door boven water te vliegen), we bouwden nog meer zandkastelen, en soms vertelde Kato verhalen over prinsessen terwijl Joris deed alsof hij de prins was die hen redde uit gevaarlijke situaties.
Op een dag vroeg Kato: “Vince, wat vind je leuk om te doen?”
“Ik hou ervan om te vliegen,” antwoordde ik eerlijk.
Joris keek me nieuwsgierig aan: “Kun je ons leren vliegen?”
Ik lachte: “Dat kan niet! Mensen kunnen niet vliegen zoals vleermuizen.”
Kato dacht even na: “Maar we kunnen wel springen! Laten we springen als jij vliegt!”
Dat idee vond ik leuk! We gingen allemaal staan op de rand van het gras bij het meer. Ik vloog omhoog terwijl zij sprongen zo hoog als ze konden! Het was geweldig om hen zo blij te zien!
De tijd vloog voorbij terwijl we speelden aan het meer, tot de zon onderging achter de gebouwen van de stad. De lucht kleurde oranje-rood terwijl wij onze laatste sprongetjes maakten voor vandaag eindigde.
“Tot morgen!” riep Joris toen hij wegstapte richting zijn huisje dichtbij het meer.
“Ja! Tot morgen!” zei Kato vrolijk terwijl ze haar hand opstak voor een afscheidsgroet.
Ik vloog terug naar mijn boom waar ik sliep elke nacht na al dat plezier samen met mijn vrienden aan het meer.
En zo gebeurde er iets bijzonders in mijn leven als bange vleermuis: door dapperheid vond ik vrienden die mij accepteerden zoals ik ben.
Elke dag leerde ik iets nieuws over vriendschap, plezier maken én dat zelfs iemand zoals ik – die bang was – dapper kon zijn door gewoon mezelf te zijn.
En dat maakte alles beter voor Vince met zijn Dappere Hart!