Kinderverhaaltje: Een sprankje hoop in donkere tijden (door een projectmanager)



Terug naar het overzicht met kinderverhaaltjes

**Een sprankje hoop in donkere tijden**

De zon was al onder de horizon verdwenen en de lucht kleurde langzaam donkerblauw. Tijs zat op een rotsachtige klif met uitzicht op de oceaan. De golven beukten tegen de rotsen, en het geluid van het water gaf hem een gevoel van rust. Hij had altijd al een fascinatie gehad voor de zee, maar vandaag voelde alles anders. De afgelopen weken waren zwaar geweest. Zijn gedachten waren als de golven: soms rustig, maar vaak onstuimig.

Tijs was personal trainer en had zijn leven gewijd aan het helpen van anderen om sterker te worden, zowel fysiek als mentaal. Maar nu voelde hij zich zelf zwak. Hij had een cliënt, Cato, die hem diep had geraakt. Cato was een jonge vrouw met een mobiele beperking; ze zat in een rolstoel en had altijd moeten vechten voor haar plek in de wereld. Haar kracht en doorzettingsvermogen waren bewonderenswaardig, maar het verdriet dat ze met zich meedroeg was soms overweldigend.

Cato kwam uit Syrië en had haar thuisland moeten verlaten vanwege de oorlog. Haar verleden droeg ze als een schaduw met zich mee, maar ze sprak er zelden over. In plaats daarvan concentreerde ze zich op haar trainingen met Tijs. Ze wilde sterker worden, niet alleen fysiek, maar ook geestelijk. Tijs bewonderde haar vastberadenheid en zorgzaamheid voor anderen die ook worstelden.

Op deze avond had Cato een afspraak met Tijs om te trainen op de klif. Het was hun favoriete plek; het uitzicht op de oceaan gaf hen beide inspiratie en moed om door te gaan, ondanks hun eigen uitdagingen.

Toen Cato arriveerde, zag Tijs hoe ze voorzichtig uit haar auto stapte en in haar rolstoel ging zitten. Ze droeg sportieve kleding die haar volslanke figuur accentueerde; het was duidelijk dat ze hard werkte om fit te blijven. Haar kort geknipte zwarte haar glansde in het schemerlicht.

“Hey,” zei Tijs terwijl hij naar haar toe liep. “Klaar voor vandaag?”

“Altijd,” antwoordde Cato met een glimlach die zijn hart verwarmde.

Ze begonnen hun training met enkele rek- en strekoefeningen terwijl ze naar de oceaan keken. De lucht vulde zich met de geur van zout water en de frisse bries zorgde ervoor dat ze zich levendig voelden.

“Wat denk je van deze plek?” vroeg Tijs terwijl hij zijn spieren opwarmde.

“Het is perfect,” zei Cato terwijl ze naar de horizon tuurde waar de sterren langzaam verschenen. “Hier voel ik me vrij.”

Tijs knikte begrijpend. Voor hen beiden was deze klif meer dan alleen een trainingslocatie; het was een toevluchtsoord waar ze even konden ontsnappen aan hun zorgen.

Na hun warming-up begon Tijs met krachttrainingsoefeningen die aangepast waren aan Cato’s mogelijkheden. Hij hielp haar bij elke beweging, zorgzaam en geduldig zoals altijd.

“Je kunt dit,” moedigde hij haar aan terwijl ze gewichtjes optilde die speciaal voor haar waren ontworpen.

Cato concentreerde zich volledig op wat ze deed, maar naarmate de training vorderde, merkte Tijs dat er iets niet klopte. Haar gezicht vertoonde tekenen van vermoeidheid die verder gingen dan fysieke inspanning.

“Is alles goed?” vroeg hij bezorgd toen ze even pauze nam om water te drinken.

Cato zuchtte diep voordat ze antwoord gaf: “Soms vraag ik me af of ik ooit echt zal kunnen ontsnappen aan mijn verleden.”

Tijs voelde zijn hart krimpen bij het horen van haar woorden. Hij wist dat Cato veel leed had meegemaakt; elke keer als hij naar haar keek, zag hij niet alleen een sterke vrouw in een rolstoel, maar ook iemand die zo veel meer waard was dan wat het leven haar had gegeven.

“Ik begrijp je,” zei hij zachtjes terwijl hij naast haar ging zitten op de rotsen. “Maar je bent hier nu.”

Ze keken samen naar de oceaan die glinsterde onder het licht van de sterren.

“Ik weet dat ik sterk ben,” vervolgde Cato na enige tijd nadenken, “maar soms voelt alles zo zwaar.”

Tijs knikte begrijpend; hij wist hoe belangrijk het was om te vechten tegen gevoelens van wanhoop en verdriet. “Weet je nog toen je voor het eerst hier kwam? Je dacht dat je nooit zou kunnen trainen zoals anderen.”

Cato glimlachte flauwtjes bij die herinnering: “Ja… En kijk nu eens.”

“Precies,” zei Tijs enthousiast terwijl hij zijn hand op haar schouder legde als teken van steun. “Je hebt zoveel bereikt al.”

De woorden leken even door te dringen tot Cato’s hart; er verscheen weer wat glans in haar ogen terwijl ze naar hem keek.

“Dank je,” fluisterde ze bijna onhoorbaar.

Ze hervatten hun training en naarmate de tijd verstreek leek er iets in Cato te veranderen; er kwam weer energie terug in haar bewegingen alsof zijzelf ook weer begon te geloven in wat zij kon bereiken.

Toen hun training ten einde liep, zaten ze samen op dezelfde rots waar alles begon – moe maar voldaan – kijkend naar de zee die nu kalm was geworden onder het sterrenlicht.

“Tijz,” begon Cato voorzichtig terwijl zij naar hem keek met serieuze ogen, “denk jij dat we ooit echt kunnen ontsnappen aan onze demonen?”

Tijs dacht even na voordat hij antwoord gaf: “Misschien is ontsnappen niet nodig… Misschien gaat het erom hoe we ermee omgaan.”

Cato knikte langzaam alsof zij zijn woorden overwoog; misschien was dit wel genoeg voor nu – gewoon samen zijn op deze klif met uitzicht op een oceaan vol mogelijkheden.

De nacht viel verder in stilte over hen heen terwijl zij daar zaten – twee zielen verbonden door strijd en hoop – elk sprankje licht dat doorbrak tussen hun duisternis maakte hen sterker dan ooit tevoren.


Terug naar het overzicht met kinderverhaaltjes