Kinderverhaaltje: De woorden die we niet zeiden (door een natuurgids)



Terug naar het overzicht met kinderverhaaltjes

**De woorden die we niet zeiden**

In de rustige haven van Zandhaven, waar de boten zachtjes wiegden op de golven, leefde Tijs. Hij was een slanke jongen met bruin krullend haar dat in de zon glansde als kastanjes. Tijs had altijd al een fascinatie gehad voor het water. De geur van zout en de geluiden van zeemeeuwen waren als een warme omhelzing voor hem. Maar wat hem het meest aantrok, waren de verhalen die de haven vertelde. Verhalen van verre landen, verloren dromen en onuitgesproken woorden.

Tijs woonde samen met zijn moeder, Céleste, in een klein appartement met uitzicht op de haven. Céleste was verpleegkundige en had altijd een zorgzame hand voor anderen. Haar bohemian stijl maakte haar uniek; ze droeg vaak lange rokken en kleurrijke sjaals die dansten in de wind. Haar ogen waren vol leven, maar soms schuilde er ook een somberheid achter haar glimlach.

Céleste had haar eigen verleden dat ze met zich meedroeg. Ze was Joods-Duits en had als kind veel meegemaakt in een wereld die vaak wreed was voor mensen zoals zij. De verhalen over haar jeugd vertelde ze zelden, maar Tijs kon soms de schaduw van verdriet in haar ogen zien wanneer ze naar buiten keek naar de horizon.

Op een dag besloot Tijs om zijn moeder te verrassen met iets speciaals. Hij had gehoord dat er op het marktplein van Zandhaven prachtige bloemen te koop waren. Terwijl hij door de straten liep, voelde hij het ritme van de stad om zich heen: het gelach van kinderen, het geroezemoes van marktkramers en het zachte gekabbel van water dat tegen de kades sloeg.

Tijs kocht een boeket kleurrijke bloemen: zonnebloemen, rozen en lavendel. Het was een eenvoudig gebaar, maar hij hoopte dat het zijn moeder zou opvrolijken. Toen hij thuis kwam, vond hij Céleste in hun kleine tuin achter het huisje. Ze was bezig met tuinieren; haar handen waren bedekt met aarde terwijl ze zorgvuldig een nieuwe plant in de grond zette.

“Mama,” zei Tijs terwijl hij het boeket omhooghield.

Céleste draaide zich om en haar gezicht lichtte op bij het zien van de bloemen. “Oh Tijs,” zei ze met een glimlach die even stralend was als de zon boven hen. “Wat mooi! Dank je wel.”

Terwijl ze samen in de tuin stonden, begon Céleste te vertellen over haar liefde voor planten en hoe elke bloem zijn eigen verhaal had. Tijs luisterde aandachtig terwijl zijn moeder sprak over hoe zij als kind altijd al graag in tuinen werkte; hoe ze zich verbonden voelde met elk levend wezen dat uit de aarde groeide.

Maar er waren ook woorden die niet werden uitgesproken tussen hen – woorden die zwaar op hun harten drukten zoals wolken boven zeeën vol stormen. Tijs wist dat zijn moeder soms worstelde met herinneringen uit haar verleden; herinneringen die zij zorgvuldig verborgen hield achter haar zorgzame glimlach.

Die avond zaten ze samen aan tafel voor hun eenvoudige diner: rijst met groenten en wat vis uit de havenmarkt. Terwijl ze aten, merkte Tijs dat Céleste afwezig leek te zijn; haar gedachten dwaalden af naar plaatsen waar hij niet kon komen.

“Mama,” begon hij voorzichtig, “wat is er? Je lijkt zo… ver weg.”

Céleste keek op en ontmoette zijn blik. “Ik denk gewoon na,” zei ze zachtjes terwijl ze haar handen om haar bord vouwde.

“Over wat?” vroeg Tijs nieuwsgierig.

Ze aarzelde even voordat ze antwoord gaf. “Over dingen uit mijn verleden,” zei ze uiteindelijk, maar zonder verder te vertellen wat precies die dingen waren.

Tijs voelde een golf van frustratie door zich heen stromen; hij wilde meer weten over wat zijn moeder zo bezighield, maar iets weerhield hem ervan om verder te vragen – misschien was het angst of misschien gewoon respect voor haar stilte.

De dagen gingen voorbij en hoewel er geen grote gebeurtenissen plaatsvonden in hun leven, voelde Tijs steeds meer dat er iets ontbrak tussen hen – iets wat niet benoembaar leek maar wel aanwezig was als een schaduw aan hun zijde.

Op een dag besloot Tijs om naar het strand te gaan; misschien zou het geluid van golven hem helpen nadenken over alles wat onuitgesproken bleef tussen hem en Céleste. Terwijl hij daar zat op het zand, keek hij naar de horizon waar lucht en zee elkaar ontmoetten in eindeloze blauwheid.

Hij dacht aan zijn moeder – aan hoe zij altijd zo optimistisch was ondanks alles wat zij had meegemaakt – en aan hoe moeilijk het voor hen beiden leek om echt contact te maken over hun gevoelens of herinneringen.

Die avond toen hij terugkwam naar huis vond hij Céleste weer in hun tuin staan; deze keer onder sterrenhemel vol twinkelende lichten die leken te fluisteren over vergeten dromen.

“Mama,” begon Tijs opnieuw terwijl hij naast haar ging staan, “ik wil je iets vragen.”

Céleste draaide zich naar hem toe en knikte bemoedigend.

“Waarom vertel je nooit over je verleden? Ik weet dat er dingen zijn die je dwarszitten.”

Ze zuchtte diep alsof ze eindelijk lucht kreeg na lang onder water geweest te zijn. “Soms is het moeilijk om terug te kijken,” zei ze langzaam terwijl ze naar beneden keek naar de aarde onder hun voeten alsof daar antwoorden verborgen lagen.

“Maar ik ben hier,” zei Tijs vastberaden terwijl hij haar hand pakte. “Je hoeft niet alleen te dragen wat je voelt.”

Céleste keek hem aan met tranen in haar ogen; geen woorden kwamen eruit maar toch begreep hij elkaar beter dan ooit tevoren zonder daadwerkelijk iets uit te spreken – alleen door aanwezigheid en begrip konden zij samen verder gaan zonder lastige gesprekken of zware onthullingen.

De woorden die we niet zeggen blijven soms hangen als sterren aan een nachtelijke hemel – zichtbaar maar ongrijpbaar – net zoals liefde tussen mensen kan bestaan zonder altijd benoembaar te hoeven zijn.


Terug naar het overzicht met kinderverhaaltjes