debacker.info

Home
 
Breinbrekers
 
Online kwis
 
Kleuterhoekje
 
Oefeningen eerste leerjaar
 
Oefeningen tweede leerjaar
 
Oefeningen derde leerjaar
 
Oefeningen zesde leerjaar
 
Woordpakketten Tijd voor Taal
 
Oefeningen middelbaar
 
Kwisvragen
 
Kinderverhaaltjes
 
Moppen
 
Contact
 




 

Woordpakketten voor het tweede leerjaar



Terug naar het overzicht met woordpakketten


In de scholen waar men werkt met de methode "tijd voor taal" wordt ook in het tweede leerjaar gewerkt met woordpakketten. Er zijn 22 van zulke woordpakketten. De leerlingen leren elke 1 à 2 weken de woorden van een pakketje schrijven. Ze hebben ook regelmatig een dictee met de woorden van het laatst geleerde pakket. Om de paar maanden is er eens een dictee waarin de woorden van alle tot dan toe geleerde woordpakketten worden herhaald. Dit wordt een weekje of 2 op voorhand aangekondigd zodat de kinderen nog tijd hebben om even te oefenen. Tenminste, zo werkt het op een aantal scholen.

Ouders die graag hun zoon of dochter in het 2e leerjaar wat willen begeleiden bij de voorbereiding van een dictee, kunnen de woordjes hieronder voorlezen aan hun spruit terwijl die naarstig schrijft.

Wil je er zelf wat minder tijd insteken, volg dan onderstaande werkwijze. Dat is hoe ik het zelf ook doe :-)
  • Op deze website is een lieftallige juf zo vriendelijk om de woorden van elk woordpakket af te lezen in een rustig tempo: klik hier. Start één van de filmpjes en laat zoon of dochter alle woordjes opschrijven.
  • Na afloop overloop je even de geschreven woorden en vergelijk ze met de hieronder vermelde woorden. Duid de fout gespelde woorden aan, en laat deze nog 3 keer opnieuw schrijven.
  • Een paar pakketjes per dag volstaan allicht.
Ik wil nog even vermelden dat ik geen pedagogische opleiding heb genoten en dus niet gehinderd ben door enige pedagogische kennis. Het is gewoon de methode die ik zelf hanteer.

Woordpakket 1
  • af
  • man
  • net
  • in
  • vis
  • won
  • dus
  • de
  • me
  • een
  • het
  • er
  • gaat
  • heer
  • zoon
  • vuur
  • deur
  • tien
  • soep
  • nee
  • zee
Woordpakket 2
  • knal
  • spel
  • snik
  • knop
  • stuk
  • stam
  • smal
  • stop
  • spin
  • knoop
  • spell
  • spook
  • staan
  • steek
  • ster
  • steen
  • stuur
  • staat
  • stoel
  • snoep
Woordpakket 3
  • tram
  • groep
  • slim
  • zwom
  • druk
  • plus
  • zwaar
  • zweet
  • kroop
  • bleef
  • dwaas
  • vlees
  • kleur
  • fles
  • brief
  • sliep
  • broek
  • broer
  • groen
  • gleuf
Woordpakket 4
  • snuit
  • muis
  • luik
  • uit
  • lui
  • kuil
  • uil
  • buik
  • ruim
  • bruin
  • spuit
  • stuur
  • kruip
  • vuil
  • tuin
  • kleur
  • huis
  • fruit
  • gleuf
  • fluit
Woordpakket 5
  • ei
  • mei
  • wei
  • zei
  • geit
  • reis
  • klein
  • plein
  • trein
  • wie
  • klei
  • bier
  • diep
  • lief
  • zie
  • niet
  • tien
  • ziek
  • sliep
  • friet
Woordpakket 6
  • als
  • arm
  • elf
  • erg
  • ons
  • eens
  • iets
  • hals
  • hulp
  • melk
  • dorp
  • film
  • beurt
  • duurt
  • fiets
  • hielp
  • paars
  • voelt
  • zoekt
  • juist
Woordpakket 7
  • ga
  • ja
  • ma
  • pa
  • zo
  • nu
  • sta
  • drie
  • knie
  • wie
  • trui
  • twee
  • slee
  • meedoen
  • meegaan
  • tweede
  • fee
  • mee
  • nee
  • zee
Woordpakket 8
  • hij
  • wij
  • zij
  • mei
  • wei
  • zei
  • bijt
  • fijn
  • mijn
  • ei
  • blij
  • vrij
  • reis
  • blijf
  • prijs
  • plein
  • trein
  • kijkt
  • eind
  • klein
Woordpakket 9
  • haai
  • saai
  • taai
  • draai
  • draait
  • oei
  • groei
  • groeit
  • gooi
  • kooi
  • mooi
  • gooit
  • nooit
  • draaien
  • koeien
  • gooien
  • kooien
  • mooie
  • mooier
  • vlooien
Woordpakket 10
  • geeuw
  • geeuwen
  • leeuw
  • leeuwen
  • sneeuw
  • nieuw
  • nieuwe
  • draaide
  • draaiden
  • kraai
  • kraaien
  • saaie
  • gloei
  • gloeien
  • groeien
  • groeide
  • gooide
  • gooiden
  • hooi
  • mooiste
Woordpakket 11
  • schat
  • scheen
  • schiet
  • schijnt
  • schip
  • schok
  • schoen
  • school
  • schopt
  • schuur
  • schreef
  • schreeuwt
  • schrijft
  • schrikt
  • sprak
  • straat
  • straf
  • streep
  • stroom
  • spreekt
Woordpakket 12
  • begin
  • bestaat
  • bezoek
  • geheim
  • gelijk
  • verdriet
  • verhaal
  • vertel
  • flits
  • sterk
  • blijft
  • broers
  • plaats
  • steekt
  • dorst
  • geweer
  • zwart
  • durft
  • helpt
  • liefst
Woordpakket 13
  • bed
  • luid
  • rood
  • bloed
  • breed
  • draad
  • hard
  • hoofd
  • veld
  • grond
  • strand
  • vriend
  • brandweer
  • heb
  • goedkoop
  • zwembad
  • hart
  • tent
  • sluit
  • ramp
Woordpakket 14
  • einde
  • heide
  • weide
  • fijne
  • rijke
  • vijfde
  • wijde
  • bruine
  • huilde
  • juiste
  • luide
  • deuren
  • keuken
  • leuke
  • diepe
  • riepen
  • vielen
  • goede
  • groene
  • moeke
Woordpakket 15
  • denkt
  • drank
  • dank
  • brengt
  • spring
  • breng
  • bang
  • eng
  • links
  • klonk
  • bank
  • jonge
  • sprong
  • ding
  • drinken
  • plank
  • slang
  • vangen
  • vingers
  • winkel
Woordpakket 16
  • jou
  • saus
  • zou
  • oud
  • fout
  • flauw
  • goud
  • hout
  • paus
  • jouw
  • koud
  • stout
  • vrouw
  • gebouw
  • ouders
  • vrouwen
  • nou
  • pauw
  • auto
  • blauwe
Woordpakket 17
  • bergen
  • tijgers
  • hoofden
  • buiten
  • winter
  • sleutel
  • dieper
  • wandel
  • wortel
  • sleutels
  • vleugels
  • duivels
  • duivel
  • kleiner
  • luister
  • vroeger
  • varken
  • anders
  • moeders
  • morgen
Woordpakket 18
  • nachten
  • legt
  • ligt
  • vlucht
  • volgt
  • vliegt
  • gezicht
  • krijgt
  • vraagt
  • draagt
  • lacht
  • acht
  • bocht
  • jaagt
  • kracht
  • slecht
  • zegt
  • dicht
  • zucht
  • lichten
Woordpakket 19
  • alle
  • gekke
  • binnen
  • bossen
  • jullie
  • ratten
  • kennen
  • kippen
  • potten
  • kunnen
  • wassen
  • messen
  • liggen
  • stoppen
  • zullen
  • zakken
  • zwemmen
  • missen
  • sokken
  • witte
Woordpakket 20
  • alleen
  • remmen
  • klimmen
  • kloppen
  • alles
  • rennen
  • vissen
  • modder
  • bussen
  • tussen
  • trekken
  • willen
  • poppen
  • zussen
  • stappen
  • appel
  • zeggen
  • winnen
  • stokken
  • zetten
Woordpakket 21
  • oog
  • boog
  • krijg
  • berg
  • dwerg
  • lach
  • echt
  • kocht
  • zacht
  • leg
  • slag
  • volg
  • pech
  • licht
  • mug
  • sloeg
  • zorg
  • zich
  • nacht
  • recht
Woordpakket 22
  • apen
  • beker
  • bomen
  • buren
  • dame
  • deken
  • grote
  • dure
  • kamers
  • ezel
  • lopen
  • duren
  • tafel
  • teken
  • over
  • muren
  • water
  • zeven
  • vogels
  • uren