Zegt de ene veter tegen de andere: “Ik heb het niet zo breed, ik heb moeite om de eindjes aan elkaar te knopen.”
Zegt de ene veter tegen te andere: “Ik zou wel eens een paar nieuwe schoenen willen.”
Zegt de ene veter tegen de andere: “Ik zit een beetje met mezelf in de knoop.”
Zegt de ene veter tegen de andere: “Ik ben vandaag door mijn vriendin gestrikt.”