Jantje zit in de klas en opeens begint hij luidop te lachen.
De juf vraagt: ‘Waarom lach je zo, Jantje?’
Jantje antwoordt lachend: ‘Ik zat moppen aan mezelf te vertellen en de laatste kende ik nog niet!’
Jantje zit in de klas en opeens begint hij luidop te lachen.
De juf vraagt: ‘Waarom lach je zo, Jantje?’
Jantje antwoordt lachend: ‘Ik zat moppen aan mezelf te vertellen en de laatste kende ik nog niet!’
Jantje komt om 9 uur aan op school.
De meester zegt: ‘Je bent veel te laat op school! Hoe komt dat?’
Jantje antwoordt verbaasd: ‘Maar gisteren zei u nog dat het nooit te laat is om te leren!’
Jantje komt te laat op school.
De juf vraagt: ‘Waarom ben je te laat, Jantje?’
‘Wel,’ zegt Jantje, ‘ik droomde over voetbal!’
De juf zegt: ‘Dat is toch geen reden om te laat te komen?’
Jantje antwoordt: ‘Nee, juf, maar er waren verlengingen!’
Jantje zit helemaal achter in de klas en zegt tegen de meester: ‘Meester, ik kan het bord niet lezen.’
De meester zegt: ‘Ruil dan met degene voor je van plek.’
Even later zegt Jantje: ‘Meester, ik kan het bord nog steeds niet zien!’
De meester antwoordt: ‘Ruil dan maar weer met degene voor je.’
Even later zegt Jantje weer: ‘Meester, ik kan het bord nog steeds niet lezen!’
De meester is verbaasd en zegt: ‘Hoe kan dat nou? Je zit helemaal vooraan.
Jantje antwoordt: ‘Meester, u staat ervoor!’
Jantje komt thuis en zegt: ‘Mama, ik heb een complimentje van de juf gehad.’
‘Wat zei ze dan?’, vraagt zijn mama.
‘Ze zei dat alle leerlingen sufferds zijn, maar dat ik de grootste ben.’
De juf zegt tegen de klas: ‘Schrijf honderd woorden over je lievelingsdier.’
Kim heeft geen idee. Ze begint te schijven: ‘Vorige week is mijn kat weggelopen. Mijn ouders hebben haar de hele nacht geroepen: Poes, poes, poes, poes, poes, poes, poes, poes, poes, poes…’
De leraar vraagt aan Jantje: ‘Kun jij een uitgestorven dier noemen?’
Jantje antwoordt: ‘De kanarie, meneer.’
De meester zegt: ‘De kanarie is toch helemaal niet uitgestorven!’
Jantje zegt: ‘Jawel hoor, de kat van de buren heeft hem gisteren opgegeten.’
De leraar zegt: ‘De meeste woorden die met “on” beginnen, zijn woorden die niet zo positief zijn, zoals ongehoorzaam , onaangenaam enzovoort. Weet iemand nog een voorbeeld?’
Jantje roept: ‘Onderwijzer, meneer!’
De tekenleraar vraagt aan Jantje: ‘Wat heb je getekend, Jantje?’
Jantje antwoordt: ‘Een grazende koe, meneer.’
De tekenleraar reageert verrast: ‘Waar is het gras dan?’
‘Dat heeft de koe opgegeten, meneer.’ zegt Jantje.
‘En waar is de koe eigenlijk?’ vraagt de leraar.
Jantje antwoord: ‘Die is weg. Een koe blijft toch niet in een wei zonder gras staan.’
Sofie heeft een konijntje gekregen voor haar verjaardag. Ze noemt haar Josefien.
De juf zegt: ‘Wat een leuke naam. En waar slaapt Josefien?’
Sofie antwoordt: ‘Bij mijn vader en moeder.’
De juf schrikt en vraag: ‘Stinkt dat dan niet?’
Sofie antwoordt: ‘Jawel, maar daar zal Josefien wel aan wennen.’
Jantje vraagt aan de meester: ‘Meester, mag het raam open?’
De meester antwoordt: ‘Natuurlijk jongen, hoezo?’
Jantje zegt: ‘Thuis slaap ik ook altijd met het raam open!’
‘Wat is dichterbij, Jantje? De maan of Australië?’, vraagt de juf.
Jantje antwoordt: ‘De maan, juf.’
‘Waarom denk je dat, Jantje?’ vraagt de juf.
Het zegt: ‘Omdat ik ’s avonds de maan kan zien en Australië niet.’
Aan het einde van de eerste schooldag vraagt de leraar: ‘Heeft er iemand nog een vraag?’
Jantje steekt zijn vinger op en vraagt: ‘Ik, meester. Wanneer begint de volgende vakantie?’
Jantje vraagt aan de juf: “Juffrouw, kan iemand gestraft worden voor iets wat hij niet gedaan heeft?”
De juf antwoordt: “Natuurlijk niet, Jantje. Dat zou niet eerlijk zijn.”
“Oef!” zegt Jantje, “Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt.”
Twee jongetjes zijn aan het praten.
De kinderen van een basisschool krijgen les over moraal. Ze krijgen als opdracht aan hun ouders te vragen een verhaal met een moraal te vertellen. Wanneer ze terug in de klas komen, mogen ze dat verhaal vertellen.
De volgende dag vertelt Kobe: ‘Mijn ouders zijn kippenboeren, ze hebben een legbatterij. Op een dag hadden ze in de auto een mand eieren staan. Ze reden over een grote bobbel in de weg, waardoor de eieren braken. De moraal luidt: Wees zeer voorzichtig met fragiele voorwerpen’.
Pia vertelt: ‘Mijn ouders hebben ook een kippenboerderij, maar zij kweken kuikentjes. Op een dag hadden ze wel twintig eitjes. Ze verwachtten dus ook twintig kuikentjes. Ze verzorgden de eitjes heel goed, maar er zijn er maar vijftien van uitgekomen. De moraal luidt: Tel je kuikentjes pas als ze uitkomen’.
Dan vraagt de juf aan Marieke: ‘En hebben jouw ouders ook een verhaal verteld?’
‘Ja’, antwoordt Marieke, ‘mijn papa heeft ons verteld over zijn zus tante Annie. Onze tante Annie woont in Amerika en is daar bij het leger. Ze is piloot bij de luchtmacht en heeft mee gevochten in Irak. Op een dag werd haar vliegtuig geraakt en moest ze springen. Het enige dat ze bij zich had was een fles whisky, een machinegeweer en een zakmes. Terwijl ze aan haar parachute bengelde, dronk ze de fles whisky leeg, dan was ze die alvast kwijt. Toen ze beneden kwam, werd ze omsingeld door wel zeventig vijanden. Ze pakte haar machinegeweer en schoot er vijftig van neer, toen waren haar kogels op. Met haar zakmes kon ze er nog vijftien doden, toen brak het mes af. De vijf laatste heeft ze met haar blote handen gedood.’
De juf kijkt Marieke ontdaan aan en vraagt na enige stilte: ‘En heeft je papa je ook een moraal bij dat verhaal verteld?’
Marieke antwoordt: ‘Jazeker, je kunt beter uit de buurt van tante Annie blijven als ze gezopen heeft.’
Gisteren was het de jaarlijkse schooluitstap. Dit jaar zijn ze naar de dierentuin geweest. En zoals dat dan gaat, moeten de kinderen er vandaag een opstel over schrijven.
Fons schreef: “De zebra’s zin echt de meest luie dieren die er bestaan. Ze liepen om 3 uur in de namiddag nog rond in pyjama.”
Een knaap komt thuis van school.