Twee banaantjes zitten op een bankje.
De ene zegt tegen de andere: ‘Wat wil jij later worden?’
De andere antwoordt: ‘Rechter!’
Twee banaantjes zitten op een bankje.
De ene zegt tegen de andere: ‘Wat wil jij later worden?’
De andere antwoordt: ‘Rechter!’
Er ligt een baal hooi op het strand te zonnen.
Een haai zwemt langs en de baal hooi zegt: ‘Hooi haai!’
De haai antwoordt: ‘Haai hooi!’
Twee magneten zitten in de kamer.
De ene zegt tegen de andere: ‘Wat zou ik vandaag aantrekken?’
Een duif vliegt langs een koe en zegt: ‘Roekoe!’
De koe roept: ‘Roeduif!’
Twee Engelse kippen lopen op straat. De ene kip zegt tegen de andere: ‘Tok tok tok.’
De andere kip antwoordt: ‘Why are you tokking to me?’
Er zitten twee aardappelen in een café.
De ene aardappel zegt tegen de andere: ‘Waarom zie je er zo triestig uit?’
De andere aardappel antwoordt: ‘Mijn moeder zit in de puree.’
Jonas zei tegen Niklas: “Die honing heeft een rare bijsmaak.”
Twee patatjes lopen over straat.
Vraagt het ene patatje aan het andere: “Waarom kijk jij toch zo triestig?”
Antwoordt het andere patatje bedroefd: “Mijn mama zit in de puree.”