Jantje vraagt aan zijn moeder: ‘Mama, hoe wordt een kalf geboren?’
Mama zegt: ‘Eerst komt de kop, dan de poten en als laatste het achterlijf.’
Jantje vraagt verbaasd: ‘Maar wie zet hem dan in elkaar?’
Jantje vraagt aan zijn moeder: ‘Mama, hoe wordt een kalf geboren?’
Mama zegt: ‘Eerst komt de kop, dan de poten en als laatste het achterlijf.’
Jantje vraagt verbaasd: ‘Maar wie zet hem dan in elkaar?’
De leraar zegt: ‘De meeste woorden die met “on” beginnen, zijn woorden die niet zo positief zijn, zoals ongehoorzaam , onaangenaam enzovoort. Weet iemand nog een voorbeeld?’
Jantje roept: ‘Onderwijzer, meneer!’
Een vrouw zegt tegen haar man: ‘Ik zou graag afvallen.’
Haar man hoort dit al 10 jaar en antwoordt: ‘Dan moet je meedoen aan een missverkiezing. Dan val je vast als eerste af.’
De tekenleraar vraagt aan Jantje: ‘Wat heb je getekend, Jantje?’
Jantje antwoordt: ‘Een grazende koe, meneer.’
De tekenleraar reageert verrast: ‘Waar is het gras dan?’
‘Dat heeft de koe opgegeten, meneer.’ zegt Jantje.
‘En waar is de koe eigenlijk?’ vraagt de leraar.
Jantje antwoord: ‘Die is weg. Een koe blijft toch niet in een wei zonder gras staan.’
Een vis gaat naar de dokter.
De dokter kijkt even op en zegt: ‘Aha, ik zie het al. Uit de kom!’
Twee gekken zitten in een bootje.
Zegt de ene gek tegen de andere: ‘Er zit een gaatje in onze boot.’
Zegt de andere gek: ‘Dan maken we er toch nog een gaatje bij, dan kan het water er weer uitlopen.’
Sofie heeft een konijntje gekregen voor haar verjaardag. Ze noemt haar Josefien.
De juf zegt: ‘Wat een leuke naam. En waar slaapt Josefien?’
Sofie antwoordt: ‘Bij mijn vader en moeder.’
De juf schrikt en vraag: ‘Stinkt dat dan niet?’
Sofie antwoordt: ‘Jawel, maar daar zal Josefien wel aan wennen.’
Een man eet in een restaurant. Bij het betalen geeft hij één euro fooi.
De ober kijkt ernaar, fronst de wenkbrauwen en zegt: ‘Uw zoon was gisteren hier. Hij gaf een veel grotere fooi.’
De man antwoordt: ‘Tja, mijn zoon heeft een rijke vader. Maar ik niet.’
Twee mussen zitten op een tak. Er komt een straaljager voorbij.
Zegt de een tegen de ander: ‘Zo, die maakt veel lawaai!’
Zegt de andere: ‘Wat zou jij doen dan als je staart in brand stond?’
Karel: ‘Volgens mij zit er iets in mijn schoen.’
Jef: ‘Ja natuurlijk! Je voet zit er toch in!’
Adam en Eva liggen in het gras.
Dan vraagt Eva aan Adam: ‘Hou je wel van mij’?
Adam draait zich met een zucht om en zegt: ‘Natuurlijk, van wie anders!’
Er komt een man bij de dokter en zegt: ‘Dokter, ik heb overal pijn. Als ik met mijn vinger op mijn knie druk doet het pijn. Als ik op mijn buik druk doet het pijn. En als ik op mijn voorhoofd druk doet het pijn.’
De dokter zegt: ‘Oh ik zie het al, u heeft een splinter in uw vinger!’
Lucas en Thomas zitten naar een westernfilm te kijken. ‘Wedden dat die cowboy van zijn paard valt’, zegt Lucas.
‘Dat is goed’, zegt Thomas. ‘Ik wed om 10 euro dat hij niet van zijn paard valt.’
Na vijf minuten valt de cowboy inderdaad van zijn paard af.
‘Zie je nou wel, ik heb gewonnen’, zegt Lucas. ‘Maar je hoeft me geen 10 euro te geven hoor. Ik heb niet helemaal eerlijk gespeeld, want ik heb deze film al eens gezien.’
‘Toch toch’, zegt Thomas. ‘Je krijgt die 10 euro, hoor. Ik heb deze film ook al eens gezien. Maar ik dacht niet dat die cowboy zo dom zou zijn om voor de tweede keer van zijn paard te vallen!’
Jantje komt uit school en zegt tegen zijn moeder: ‘Mama, ik wou dat we een rond klaslokaal hadden.’
‘Waarom dan?’ vraagt zijn moeder.
‘Omdat ik dan nooit meer in de hoek hoef te staan!’ zegt Jantje.
Jantje vraagt aan de meester: ‘Meester, mag het raam open?’
De meester antwoordt: ‘Natuurlijk jongen, hoezo?’
Jantje zegt: ‘Thuis slaap ik ook altijd met het raam open!’
‘Wat is dichterbij, Jantje? De maan of Australië?’, vraagt de juf.
Jantje antwoordt: ‘De maan, juf.’
‘Waarom denk je dat, Jantje?’ vraagt de juf.
Het zegt: ‘Omdat ik ’s avonds de maan kan zien en Australië niet.’
Een bejaarde man rijdt in zijn auto.
Op de radio hoort hij dat er een spookrijder op de autosnelweg rijdt.
Hij zegt: ‘Eén spookrijder? Ik zie er veel meer!’
Dokter: ‘Weet u dat we tijdens de operatie dertig theelepeltjes in uw maag gevonden hebben?’
Patiënt: ‘Natuurlijk, dat stond toch op uw eigen uw recept. Tien dagen lang drie keer per dag één theelepel!’
Twee slakken staan bij een zebrapad.
Zegt de ene slak tegen de andere: ‘Zullen we oversteken?’
Antwoordt de andere slak: ‘Ben je gek! Binnen een uur passeert er een bus!’
Kurt is bezig met het timmeren van zijn nieuwe vloer. Telkens wanneer hij een spijker pakt, bekijkt hij deze aandachtig. De helft van de spijkers gooit hij weg.
Zijn vriend Geert ziet dit en vraagt: ‘Waarom gooi je zoveel spijkers weg?’
Kurt zegt: ‘Ik heb per ongeluk slechte spijkers gekocht. Bij de helft zit de kop aan de onderkant en de punt naar de bovenkant.
‘Niet weggooien,’ zegt Geert, ‘die kun je toch gebruiken voor het plafond!’