Twee bommen gevonden in de buurt rond Ieper

Er fietsen twee mannen in de buurt rond Ieper. Opeens zien ze twee bommen liggen.

De een zegt: ‘Zullen we ze naar het politiebureau brengen?’

‘Dat is goed’, antwoordt de ander.

‘Maar wat als er één ontploft?’ zegt de een weer.

De andere man antwoordt: ‘Dan zeggen we dat we er eentje hebben gevonden.’

 

De kortste weg naar het ziekenhuis

In het centrum van Brussel vraagt een man aan een voorbijganger: ‘Kunt u mij vertellen hoe ik het snelst bij het ziekenhuis kom?’ 

De voorbijganger zegt: ‘U doet uw ogen dicht en steekt deze straat over…’

 

Vijftig euro

Een jongen is op de kermis en gaat naar een kraam waar een man tegen de jongen zegt: ‘Als ik jouw gewicht opschrijf, dan moet jij mij vijftig euro geven. Maar als het niet lukt, krijg jij van mij vijftig euro.’

De jongen kijkt om zich heen, maar ziet nergens een weegschaal staan en gaat akkoord met de man.

De man doet precies wat hij zei en schrijft op: ‘Jouw gewicht.’

‘Dat is dan vijftig euro!’ zegt de man tegen de jongen.

 

Diner bij de koning

Thomas en Lucas zitten bij de koning aan tafel, bij een diner.

Thomas zegt tegen Lucas: ‘Kijk eens wat een mooi gouden bestek ze hier hebben. Daar wil ik wel een lepel van hebben.’ Hij pakt een lepel en stopt hem in zijn binnenzak.

Lucas wil ook wel zo een lepel. Hij pakt er één, maar tikt per ongeluk tegen zijn kopje aan.

‘Mag ik uw aandacht? Lucas wil graag iets zeggen’, zegt de koning.

Lucas stamelt: ‘Ik vind het zo fijn om hier te zijn. Ik ben heel dankbaar voor de uitnodiging.’

Lucas gaat weer zitten. Maar hij wil toch graag zo’n lepel hebben. Na vijf minuten probeert hij het weer. Maar weer tikt hij per ongeluk het kopje aan. Lucas is niet zo handig.

‘Lucas wil weer wat zeggen’, zegt de koning verrast.

‘Wel, eigenlijk wil ik een truc laten zien’, zegt Lucas. ‘Kijk, ik heb hier een gouden lepel, die stop ik in m’n binnenzak, en kijk… ik haal hem er bij Thomas weer uit!’

 

Cindy en de vrachtwagen

Het is winter. Een vrouw stopt met haar auto aan het stoplicht naast een vrachtwagen en zegt: ‘Hoi, ik ben Cindy en u verliest uw lading.’

Het stoplicht slaat weer op groen en ze rijden door. Aan het volgende stoplicht staat Cindy weer naast de vrachtwagen en zegt: ‘Hallo, ik heet Cindy en u verliest uw lading.’

De vrachtwagenchauffeur antwoordt vriendelijk: ‘Dag Cindy, ik heet Piet en ik strooi zout.’

 

Ik kan niet zwemmen

‘Help! Help! Ik kan niet zwemmen!’ roept een man in het water.

Een man aan de kant kijkt toe en zegt: ‘Ik ook niet, maar hoor je mij zo schreeuwen?’

 

In de file

Karel staat in de file. De automobilist naast hem draait zijn raampje open.

Karel doet ook zijn raampje open, omdat hij denkt dat de automobilist iets wil zeggen.

De andere automobilist zegt: ‘Ook een scheet gelaten?’

 

In de woestijn

Een man loopt in de woestijn en heeft heel erge dorst.

Dan komt hij een kraampje tegen en zegt: ‘Verkoopt u water?’

‘Nee sorry meneer, ik verkoop alleen maar stropdassen.’

Even later komt hij nog een kraampje tegen en hij vraagt weer: ‘Verkoopt u water?’

Ook deze verkoper zegt: ‘Nee sorry meneer, ik verkoop alleen maar stropdassen.’

Dan komt hij een restaurant tegen en zegt: ‘Eindelijk drinken!’

‘Sorry meneer,’ zegt de ober, ‘maar zonder stropdas komt u er niet in!’

 

Mensen overreden in Japan

Josse zegt tegen Sander: ‘Ik las in de krant dat ieder uur een man wordt overreden in Japan.’

Sander antwoordt: ‘Nou, dat is ook niet leuk voor die man!’

 

Ouders

Pietje vraagt aan Polleke: “Wat is het vervelendste aan ouders?”

“Geen idee.” zegt Polleke.

“Wel, eerst leren ze je lopen en praten en daarna zeggen ze: mond dicht en stil zitten!”

 

Adam en Eva

Adam en Eva liggen in het gras.

Dan vraagt Eva aan Adam: ‘Hou je wel van mij’?

Adam draait zich met een zucht om en zegt: ‘Natuurlijk, van wie anders!’

 

Spookrijder gesignaleerd

Een bejaarde man rijdt in zijn auto.

Op de radio hoort hij dat er een spookrijder op de autosnelweg rijdt.

Hij zegt: ‘Eén spookrijder? Ik zie er veel meer!’

 

Op de universiteit

Bart: ‘Wat doet jouw zoon tegenwoordig?’

Matthias: ‘Die zit op de universiteit!’

Bart: ‘Zo, en wat studeert hij daar?’

Matthias: ‘Niets, hij repareert het dak!’

 

Benzineprijs

Een man komt bij het tankstation en vraagt: ‘Hoeveel kost een druppel benzine?’

De pompbediende antwoordt: ‘Een druppel is gratis, meneer.’

De man antwoordt: ‘Ok, druppel mijn auto dan maar vol.’.

 

Twee skeletten op café

Er zitten twee skeletten in een café.

Het ene skelet bestelt een cola.

Het tweede voegt er aan toe: ‘En doe er ook maar een dweiltje bij!’

 

Etentje bij vrienden

Bob en Ilse zijn op bezoek bij Tim en Clara.

“Thuis eet ik bijna niets”, zegt Bob, “maar bij vrienden eet ik als een paard.”

“Wel”, zegt Tim, “Bij ons kan je doen alsof je thuis ben.”

 

Verzekering voor cowboy

Een cowboy is van plan om een verzekering af te sluiten.

De verzekeringsagent vraagt of hij ooit al een ongeluk heeft gehad.

“Neen”, zegt de cowboy. “Ik ben wel ooit eens een keer door een slang gebeten. Toen lag ik een week in het ziekenhuis. En ik ben ook eens door een paard getrapt. Die keer lag ik 2 weken in het ziekenhuis met 3 gebroken ribben.”

“Dan heb je dus wel al ongelukken gehad.” zegt de agent.

“Neen, toch niet.” antwoordt de cowboy, “Ze deden dat met opzet.”

 

Toeschouwer bij het vissen

Een visser zit al 3 uur lang te wachten tot hij beet heeft. Ze willen niet bijten vandaag. Al die tijd staat er een man naar hem te kijken. De visser wordt er steeds nerveuzer van. Uiteindelijk draait hij zich om en spreekt de man aan. “Als u het toch zo interessant vindt, meneer, waarom gaat u dan niet zelf vissen?” zegt hij.
“O, maar daar heb ik niet genoeg geduld voor, hoor.” antwoordt de man vriendelijk.

 

Slechte manieren afleren

Twee onbekenden zitten in de trein. Ze raken aan de praat en blijken alle twee ondernemer te zijn. Zoals dat gaat met ondernemers, beginnen ze al snel over het gebrek aan goed personeel te klagen.

De ene zegt dat het toch zo moeilijk is om werknemers slechte manieren af te leren.

De andere antwoordt: “Daar heb ik geen problemen mee. Ik ben bakker. Een nieuwe werknemer mag bij mij zoveel snoepen als hij wil. Na een week heeft hij er zijn buik van vol en lust hij niets meer.”

De eerste zegt: “Die truuk zal bij mij helaas niet lukken. Ik ben bankier.”