Twee domkoppen zijn ruzie aan het maken.
Plots zegt de ene tegen de andere: “Ik sta morgen extra vroeg op om ‘Hier woont een stommerik’ op jouw voordeur te schrijven.’
“Ha!” antwoordt de andere, “Dan sta ik nog vroeger op om het eraf te wassen!”
Twee domkoppen zijn ruzie aan het maken.
Plots zegt de ene tegen de andere: “Ik sta morgen extra vroeg op om ‘Hier woont een stommerik’ op jouw voordeur te schrijven.’
“Ha!” antwoordt de andere, “Dan sta ik nog vroeger op om het eraf te wassen!”
Twee vrijgezellen kijken in de catalogus van een postorderbedrijf.
Zegt Robin: “Wow, daar staan mooie vrouwen in!”
“Ja,” antwoordt Simon, “dat zijn prachtige meiden.”
Robin stelt voor: “Willen we elk zo een vrouw uit die catalogus bestellen?”
Simon is enthousiast. “Goed idee. We kiezen er elk één uit.”
Drie weken laten ontmoeten ze elkaar weer
“En,” vraagt Robin, “is die vrouw die je besteld hebt al aangekomen?”
“Neen nog niet,” antwoordt Simon, “maar het zal allicht niet lang meer duren, want haar kleding is al aangekomen.”
Bert en Vincent hadden een bijverdienste: kranten rondbrengen. Op een dag regende het heel hard. Bert zei tegen Vincent: “Ik ga vandaag geen kranten rond brengen hoor, anders ben ik morgen doodziek!”
Vincent dacht er hetzelfde over. “We spreken binnen een uurtje af in ons stamcafé.” zei Bert, en ze vertrokken.
Bert was op tijd in het café. Een uur later kwam Vincent uiteindelijk binnenwaaien. Hij was kletsnat. Bert vroeg: “Waar heb jij gezeten, man?”
Waarop Vincent antwoordde: “Ik ben bij al onze klanten langsgegaan om te zeggen dat we vandaag geen kranten rondbrengen.”
Een man gaat naar de supermarkt. Bij de kassa aangekomen vraagt hij aan de man achter de kassa: “Ik zou nog wel eens willen lachen. Ken je een goeie mop?”
“Ja ik ken nog een raadsel.” zegt de kassier. “Het is niet m’n broer, maar het is wel de zoon van mijn vader. Wie is het?”
De man denkt na en zegt uiteindelijk: “Ik weet het niet. Wie is het?”
“Dat ben ik zelf, natuurlijk.” zegt de man achter de kassa.
“Haja, natuurlijk! Da’s een goeie!” lacht de man. Hij rekent af en vertrekt.
Enkele dagen later spreekt hij af met vrienden. “Ik ken een mop.” zegt hij. “Eigenlijk is het eerder een raadsel. Het is niet m’n broer maar het is wel de zoon van mijn vader. Wie is het?”
Zijn vrienden denken na, maar die weten het ook niet.
De man roept uit: “Die kerel van de supermarkt, natuurlijk!”
Twee domkoppen willen vuur maken.
De ene zegt tegen de andere: ‘Weet je zeker dat de lucifers het doen?’
De andere antwoordt: ‘Natuurlijk, ik heb ze allemaal uitgeprobeerd!’
Er komt een domkop bij de pizzeria. Hij bestelt een pizza.
Wanneer de pizza klaar is, vraagt de verkoper of hij de pizza in zes of acht stukken moet snijden.
De domkop zegt: ‘Doe maar in zes stukken, want acht krijg ik nooit op!’
Er staan twee domkoppen met de wagen voor het stoplicht.
De passagier zegt tegen de chauffeur: ‘Het is groen.’
De chauffeur denkt na en zegt: ‘Ehh… een kikker?’