Jantje wordt beloond voor een heldendaad

Jantje ziet een vrouw verdrinken in de rivier. Hij aarzelt niet, springt in het water en redt haar.

Tot Jantjes grote verbazing blijkt de vrouw een fee te zijn. Ze zegt: “Jongetje, omdat jij mijn leven hebt gered mag je twee wensen doen.”

Jantje denkt even na en zegt dan: “Wel, mevrouw de fee, doe mij maar een fles cola die nooit meer opgaat!’

Plop! Hij heeft een fles cola in zijn hand. Jantje neemt enkele grote slokken en kijkt naar de fles. Zoals belooft zit de fles nog vol.

Jantje roept verrast uit: “Wow! Dat werkt goed! Doe mij nog maar zo een fles!”

 

Pratende haaien

Twee haaien zwemmen in de zee (dat is wat haaien nu eenmaal doen). Ze naderen de kust en zien een surfer op een surfplank.

De ene haai zegt tegen de andere: “Hé kijk daar! Ons eten op een bord!”

 

Een tijger in het oerwoud

Een man is aan het wandelen in het oerwoud. Ja, dat gebeurt. Mensen doen dat gewoon, wandelen in het oerwoud. Plots komt hij in het oerwoud een tijger tegen. Is me dat een verrassing! Hij is doodsbang en rent weg (de man, niet de tijger). De tijger komt onmiddellijk achter hem aan. Na drie uur rennen (de man heeft een zeer goede conditie, en het is niet de snelste tijger van het oerwoud) valt de man heel moe op de grond. Hij denkt: “Dit is het einde. Nu ben ik er geweest!”

De tijger komt naar hem toe, tilt zijn poot op, tikt de man aan en zegt: “Tikkie, jij bent hem!”

 

Moeders scheppen op over hun kind

Enkele moeders staan aan de schoolpoort op te scheppen over hun kinderen die nog maar in de kleuterklas zitten.

De ene moeder zegt: “Mijn zoontje kan zijn naam al zeggen.”

Een tweede antwoordt: “Knap, maar dat kan onze dochter al lang. Zij kan haar naam al schrijven.”

“Ha!” zegt een derde moeder, “Dat is nog niets. Mijn zoon kan zijn naam al achterstevoren schrijven!”

“Wow! Dat is pas knap. Hoe heet hij dan?” vragen de eerste twee moeders.

De derde moeder antwoordt: “Bob!”

 

Toegetakelde piraat

Een piraat komt binnen in een café.

De barman heeft niet veel werk en slaat een praatje met hem. Hij vraagt: “Hoe kom je aan die houten poot, beste kerel?”

“Wel,” zegt de vriendelijke piraat, “ik had een akkefietje met een haai. Ik ben verloren.”

“Oei”, zegt de barman. “En hoe kom je aan die haak aan je arm?”

De piraat antwoordt: “Mijn hand ben ik helaas kwijtgeraakt in een zwaardgevecht tijdens een plundering. Toen ben ik ook niet gewonnen.”

De barman is even stil, maar vraagt het toch: “Hoe kom je aan dat lapje voor je oog?”

“Dat was brute pech. Er poepte een meeuw in mijn oog tijdens het zonnen op het dek.” antwoordt de piraat.

De barman zegt verrast: “Brandt vogelpoep helemaal door je oog heen dan?”

“Nee,” zegt de piraat, “maar toen had ik mijn haak nog maar pas, en ik wou de poep uit mijn oog wrijven.”

 

2 domkoppen maken ruzie

Twee domkoppen zijn ruzie aan het maken.

Plots zegt de ene tegen de andere: “Ik sta morgen extra vroeg op om ‘Hier woont een stommerik’ op jouw voordeur te schrijven.’

“Ha!” antwoordt de andere, “Dan sta ik nog vroeger op om het eraf te wassen!”

 

Lucas is gegroeid volgens oma

Lucas gaat op bezoek bij zijn oma. Het was alweer even geleden.

Oma zegt: ‘Wow, Lucas, wat ben jij gegroeid!’

Lucas antwoordt: “Nee hoor oma. U bent gewoon flink gekrompen!”

 

Komt een egel bij de kapper

Er komt een egel bij de kapper.

De kapper vraagt: “Hoe wilt u het hebben?”

De egel antwoordt: “Doe mij maar stekeltjes.”

 

Botsing tussen vissen

2 vissen botsen tegen elkaar.

De ene vis zegt: ‘Kijk eens uit, man!’

De andere vis antwoordt: ‘Sorry, hoor. Ik had water in mijn ogen.’

 

Waarom Engels leren?

Thomas vraagt aan zijn papa waarom hij eigenlijk Engels moet leren op school.

“Omdat de halve wereld Engels spreekt, natuurlijk!”, antwoordt zijn papa.

Thomas vraagt: “Is dat dan nog niet genoeg?”

 

Pas op voor de hond

Een koppel gaat op reis. Ze hebben een huisje gehuurd. Op hun bestemming aangekomen wordt de man erop uit gestuurd om wat boodschappen te doen, zodat ze de eerste dagen kunnen doorkomen. Hij besluit naar de dorpswinkel te gaan. Daar aangekomen ziet hij dat er een waarschuwingsbordje aan de deur hangt: “Pas op voor de hond!”

Hij is direct op zijn hoede. Bij het binnenstappen ziet hij naast de toonbank een zeer oude hond liggen, die diep ligt te slapen. Hij voelt zich al wat meer op zijn gemak.

“Is dit de hond waar de mensen voor moeten oppassen?” vraagt hij aan de winkelier. “Het beest ziet er niet erg gevaarlijk uit. Waarom dan die waarschuwing?”

De winkelier antwoordt: “Omdat de klanten telkens over hem struikelden!”

 

Een brug tussen de hemel en de hel

De ingang van de hemel en de hel zijn 30 meter van elkaar verwijderd en worden van elkaar gescheiden door middel van een diepe kloof. Er wordt soms per ongeluk iemand verkeerd afgeleverd. De Duivel vindt dat niet zo erg, maar Sint-Pieter vindt dat jammer.

Op een dag gaat Sint-Pieter naar de duivel en doet een voorstel: “Laat ons een brug bouwen. We bouwen elk de helft.” De Duivel vindt dat een goed idee: beiden zullen de helft van de brug bouwen. De Duivel begint vanaf de ingang van de hel en Sint-Pieter vanaf de ingang van de hemel. Bij de Duivel wordt er direct begonnen, maar het blijft zeer stil aan de kant van de hemel.

De duivel bekijkt dit een paar dagen, maar op een gegeven moment wordt hij toch nieuwsgierig. Hij gaat eens informeren bij Sint-Pieter. “Hey Sint-Pieter!” zegt hij, “Zou jij ook willen beginnen met de bouw, want ik ben al bijna klaar.”

Sint-Pieter antwoordt:” “Ik zou wel willen, maar er zijn bij mij geen aannemers.”